Na hun avontuur in het magische bos gingen de vier snel weer op pad, richting de stad. De te bewandelen weg was niet moeilijk te vinden. Houten palen met grote pijlen gaven de richting aan. En de stroom mensen die ook naar de stad gingen werd groter en groter. Dit moest wel de juiste weg zijn.
Een grote man met een mantel en een capuchon liep langs de vier. Jabi voelde de kou door haar lichaam snijden. Toen ze naar de man keek zag ze nog net de grijns op zijn gezicht. Snel stootte ze de anderen aan en waarschuwde voor het kwaad.
Na een tocht van twee dagen kwamen ze eindelijk bij de muren van de stad aan. Een lange rij mensen stond te wachten bij de poort. Kon dat niet sneller?
En toen hoorden ze het gerucht dat je tien goudstukken moest betalen om naar binnen te komen. Dat was dus veertig goudstukken. Waar haalden ze die vandaan?
Er moest een andere manier zijn. Maar hoe kwamen ze ongezien binnen de muren van de stad?
Wordt vervolgd….
De Ebbertjes