Wit, wit en nog eens wit

Lotti’s paniek was onterecht. Er was niets met Obi aan de hand.
Toen de vier reizigers weer op pad gingen bleef Lotti met een rot gevoel achter. Ze was bang dat de vier iets zou overkomen en ze had niet de waarheid over haar ontdekking verteld.

De reizigers hadden geen idee wat hen te wachten stond. Eenmaal aangekomen bij het land dat ze zochten keken ze ongerust naar al dat wit. Sneeuw tot in de verte en nog verder en een gure wind waaide over de vlakte. Het enige voordeel van al dat wit was dat ze de vijand makkelijk konden zien.

Zuchtend gingen ze verder, ploeterend door de sneeuw, zoevend op ski’s, met de nodige valpartijen, totdat ze aan de rand van een enorm bevroren meer kwamen.
De ijsvlakte was bedekt met sneeuw en de speelse wind had er metershoge sneeuwduinen op gemaakt. Maar als de wind en die sneeuwduinen hun enige vijanden waren, dan was deze opdracht een makkie.

Maar juichten de vier niet te vroeg?

Wordt vervolgd…

De Ebbertjes