var _gaq = _gaq || []; _gaq.push(['_setAccount', 'UA-32916913-1']); _gaq.push(['_trackPageview']);
(function() { var ga = document.createElement('script'); ga.type = 'text/javascript'; ga.async = true; ga.src = ('https:' == document.location.protocol ? 'https://ssl' : 'http://www') + '.google-analytics.com/ga.js'; var s = document.getElementsByTagName('script')[0]; s.parentNode.insertBefore(ga, s); })();
Daar zaten ze dan, alle vier op een plek ver bij elkaar vandaan en ze konden geen kant op. Kiri op een eiland, Abbi in een kasteel met wrede krokodillen, Obi op een vulkaan en Jabi in een paleis.
De onzekerheid was groot, waren de anderen nog in leven?
Er gebeurden ineens vreemde, angstaanjagende dingen. Alle vier hoorden ze tegelijkertijd een stem. De hanger op hun borst begon te gloeien en de vlinders veranderden van gedaante.
Toen Kiri het uitschreeuwde van de schrik dachten de anderen dat ze naast hen stond. Maar hoe ze ook speurden, ze was er niet.
Er onstonden wervelwinden om de vier. Het zicht werd ze ontnomen en boven hun hoofden verscheen een donkere trechter, die hen razendsnel opzoog. Tegenwerken had geen zin, de zuiging was te sterk.
Toen was het stil. Stof dwarrelde naar beneden op de lege plekken, waar eens de Ebbertje hadden gezeten. Waar waren de vier gebleven?
Wordt vervolgd…
De Ebbertjes